Ref:
Date:
Location:
Photographer:
Blog

A silk route through Africa (8)

Article text
8 Hamam en ramadan

Vaak draait de terugkeer naar een plek waar je warme herinneringen aan bewaart uit op een desillusie.
Ürgüp, Cappadocia is wat mij betreft een uitzondering. In 1989 bezocht ik met mijn toenmalige vriendin –nu vrouw- het dorp. Het gebouw van het ‘Balcony Hotel Fatih’ staat er na even zoeken inderdaad nog maar hoewel op de deur nog steeds de letters“Fatih apartman” in fier plastic bladgoud prijken is het logement verworden tot een opslagruimte. Ürgüp is uiteraard in de loop der tijd meer toeristisch geworden maar dit doet niets af aan de verbluffende indruk die de omgeving maakt, net even buiten het dorp.

Droge nog koele lucht, stilte en magisch gemodelleerde oud-roze en witte sculpturen in een marslandschap dat door ruimtevaarders of wellicht een groot visionair reeds is voorzien van zorgvuldig gecultiveerde beplanting vormt het decor waarin ik wakker word. Als een marskarretje dat zich enkele uren geleden heeft losgemaakt van het moederschip staat de Land Rover met de uitgeklapte daktent eenzaam op de helling in het kalkstof. Gewend inmiddels om als nomaad te leven zet ik routinematig de mobiele keuken op en nuttig te midden van dit alles een vorstelijk ontbijt. Om toch een soort van mentaal contact met planeet aarde te houden en om eventuele marsbewoners te laten weten dat ik met goede bedoelingen kom speelt zacht “Pavane pour une enfant défunte” van Maurice Ravel op een meegebrachte Ipod en music-box.

Na dagen in het zweet, sleutelen aan de LR en -afgezien van wat druppels uit de meegebrachte watercontainer- zonder douche te hebben doorgebracht besluit ik de locale hamam op te zoeken. De tweehonderdtweeënnegentig jaar oude openbare wasgelegenheid wordt gerund door vader Osman Tasar, een gezette man van bijna zestig met snor en zijn drie zoons Kaya, Kamil and Serif. Aan de muur van het voorportaal hangen ingelijste diploma’s van de heer Tasar met zwart-wit portretten van hem als jonge man uit de tijd toen hij het vak leerde van zíjn vader. In het midden van de ruimte staat een ronde wit-marmeren fontein. Het is er warm en vochtig. Zoon Kaya, tanig maar sterk gespierd, relatief klein van lengte, wijst me op de kleedhokjes met donkere afsluitbare houten deuren tegenover de ingang. Aan lange waslijnen hangen handdoeken te drogen van eerdere bezoekers. Met een dun gestreept badlaken betreed ik de wasruimte waar in het midden een grote zeshoekige marmeren tafel is geplaatst. Daarachter bevind zich de sauna. De typisch in Ottomaanse stijl puntig gebogen nissen, de wit marmeren tafel en het zachte licht geven het geheel een aanblik uit een sprookje van duizendenéén nacht. Omdat de luchtvochtigheid zo hoog is beslaat mijn lens –en waarschijnlijk alle elektronica dat zich daarachter bevindt- onmiddellijk en na enige pogingen de atmosfeer vast te leggen geef ik op. In de sauna die er uit ziet als een hermetisch afgesloten donker bushokje overvalt me een licht gevoel van claustrofobie en ik moet eerst m’n ongeduld de baas zien te worden. Thuis ga ik nooit naar een sauna, laat staan een hamam.

Even later, druipend van het zweet ziet de massieve marmeren tafel er opeens aanlokkelijk uit en languit er op liggend voelt de harde ondergrond verrassend comfortabel aan. Een bescheiden klop op de deur volgt en ik geef me over aan de scrub van Kaya. “You very dirty man” grinnikt hij als hij me eerst in een cocon van dik, aangenaam zwaar schuim heeft ingepakt en vervolgens met een harde borstel gemaakt van schapenhaar het zwarte vel van het lijf schrobt. Wanneer zijn dunne sterke vingers mijn botten en pezen tijdens de massage uit elkaar lijken te scheuren vloeit het laatste nog overgebleven beetje spanning weg in de natte gladde vloer diep onder mij.

De smaak van een algehele lichaamsverzorging heb ik nu pas goed te pakken en besluit direct maar de lokale kapper te bezoeken, niet bevroedend dat ook dit een tamelijk tijdrovende affaire zal gaan worden. Er zijn enkele cliënten voor mij maar de wachttijd wordt mede dankzij het ontbreken van een tijdschriftenmap aangenaam buiten voor de deur doorgebracht met aanzienlijke hoeveelheden thee en gesprekken met medebezoekers. Dan nodigt een jonge, sterk pokdalige man met een baardje me uiterst beleefd uit plaats te nemen in de beschikbaar gemaakte zetel. Hij knikt begrijpend als ik hem uitleg hoe ik er over tien à vijftien minuten hoop uit te zien en zet vervolgens scrupuleus zijn schaar in een met de jaren steeds schameler geworden haardos. De vijftien minuten worden drie kwartier. Waar kapper Stefan thuis nog met enige empathie vraagt of hij de wenkbrauwen moet bijknippen verspilt deze man er geen woord aan en snoeit alles razendsnel bij. Dan doet hij iets vreemds waarvan ik in eerste instantie de implicaties niet overzie. De barbier neemt een in een hoog ontvlambare vloeistof gedoopte soort fakkel ter hand en steekt deze aan. In de spiegel zie ik dat hij met grote cirkels de nauwelijks zichtbare vlam achter mijn hoofd beweegt terwijl hij met een snelle linkerhandbeweging regelmatig voelt of de temperatuur juist is. “Waarschijnlijk om het scheermes te ontsmetten” denk ik nog steeds argeloos. Maar dan strijkt de brandende toorts plotseling pijnlijk voelbaar langs mijn rechter oorschelp. Geschrokken en verbaasd maar te laat om van onder het kapperslaken iets te ondernemen wil ik iets roepen. Nog voor ik kan reageren boort de vlammenwerper zich nu in m’n oorholte en de lucht vult zich met de geur van brandend hoorn. Aan de stoel genageld zie ik hoe de operatie nu ter linkerzijde wordt uitgevoerd. “Klaar”, denk ik. Dan echter neemt de man een potje met een dikke groene substantie ter hand en begint er driftig met een stevige kwast in te roeren. De substantie blijkt een moddermasker waarmee nu mijn gezicht wordt ingesmeerd. “You lay still for twenty minutes” zegt de kapper, een verzoek waaraan ik graag gevolg geef terwijl de massa op mijn huid droog optrekt. Wanneer de smurry enige tijd later van het gezicht is gewassen roept hij zijn nog jongere assistent en vervolgens beginnen de heren gezamenlijk aan wat mijn tweede massage zal worden die dag. Ter vervolmaking van zijn zojuist voltooide creatie wordt het hoofd voorzien van een haarlak-bepantsering die later slechts met moeite blijkt te verwijderen.

Twee dagen later (Zaterdag 26 Juni) verlaat ik met moeite Cappadocia en rijd tegen ik die avond het langgerekte Malatya binnen. Onderweg naar deze in Oost Anatolië gelegen stad kom ik op diverse plaatsen Turkse Roma families tegen die met hun tenten van werkplek naar werkplek trekken. Hoewel de weg er naar toe schitterend is (en niet ongevaarlijk gezien het aantal vrachtwagens in de diepte naast het asfalt) steekt Malatya in saaiheid en lelijkheid erg af tegen het lieflijke Ürgüp. In de donkere straten op zoek naar een restaurant kom ik uiteindelijk terecht bij uitspanning “Haci Baba Sinan Et Lokantasi”. Moe en hongerig neem ik plaats aan één van de vele eettafeltjes van het stampvolle –vooral met mannen gevulde- etablissement. De ober komt langs en ik vraag om het menu waarop hij aangeeft dat er kip of lam gegeten kan worden. “Lam” maak ik duidelijk waarop de man naar achteren loopt. Het is erg gezellig in de eetruimte en de gasten zijn verwikkeld in drukke gesprekken. Wanneer de man na een wat langere tijd weer langs komt vraag ik hem ongeduldig waar m’n eten blijft. “Komt eraan” gebaart hij en vervolgt z’n weg. Nét op het moment dat ik wat geïrriteerd de ober iets wil toeroepen registreer ik dat er bij alle gasten een salade of iets dergelijks op tafel staat maar dat niemand het eten aanraakt. Op het grote TV scherm in het restaurant is een interview te zien van een belangrijke imam in Istanboel. De interviewer en de geestelijke zitten op een groot podium te midden van een mensenmassa en het geheel gaat er vrolijk aan toe. Mensen zwaaien, vaak met Turkse vlaggen, uitgelaten naar de camera en de sfeer heeft in de verte iets weg van een Hollandse Koningsdag. Regelmatig verschijnen er in een kader op het scherm verschillende Turkse plaatsnamen met daarachter een tijdaanduiding. Dan verschijnt Malatya op het scherm en de bijbehorende tijd (19:48) en ik realiseer me dat op het scherm op de minuut nauwkeurig de start van de ramadan per locatie wordt weergegeven. Dáárom eet niemand hier nog iets.

Om twaalf minuten voor acht precies worden door het restaurantpersoneel in sneltrein tempo de bestelde vaste menu’s (er zijn er slechts twee die avond) uitgedeeld. De ramadan is begonnen, we vasten en het is feest!



Reacties: ard-van-gerdijk@hotmail.com